Fragment
Een Wolk van een Baby
I
Een schetterend geluid klonk door de monitor van de babyfoon, op de hoek van het bureau. Raymond keek op en zuchtte. Hij had al hoofdpijn van de belastingaangifte waarover hij gebogen zat en nu kwam Flora’s huilen er nog eens bij.
Hij blikte opzij en bestudeerde het beeldschermpje van de babyfoon. De op Flora gerichte camera, met nachtzicht, was gemonteerd aan een plank bij het voeteneind van haar bedje. Ze bewoog onrustig. Raymond zag armpjes op en neer gaan, beentjes spartelen. Flora sliep meestal goed door, maar niet altijd. Baby’s waren baby’s.
Hij stond op van zijn stoel en wierp, met de handen in zijn zij, nog een fronsende blik op de papieren die verspreid lagen op zijn beukenhouten bureaublad. Hij vroeg zich af of hij zo dadelijk, als hij bij Flora was geweest, nog kon terughalen waarmee hij precies bezig was.
Ja, de inkomstenbelasting. Maar hij vond het doen van de aangifte erg lastig, ook zonder een baby die uitgerekend vanavond slecht sliep. Misschien beter om morgen maar verder te gaan.
Hij zuchtte nog een keer, verliet zijn werkkamer en liep naar het in frisse roze kleuren geschilderde kamertje van Flora. Hij drukte op de lichtschakelaar en de plafondlamp ging aan.
Flora maakte nu geen geluid meer. Hij stapte dichter naar haar toe. Haar gezichtje was het enige van haar kleine lichaam dat niet werd bedekt met een warme deken. Haar oogjes waren gesloten en ze ademde rustig in en uit. Ze was diep in slaap, ondanks de onrust van zo-even.
Raymond schudde zijn hoofd en begreep niet hoe ze zo snel weer in slaap had kunnen vallen. Nou ja, baby’s waren nu eenmaal baby’s.
Sluipvoetend week hij naar achteren, deed het licht uit en bleef op de drempel van de kamer nog even staan om zich ervan te verzekeren dat Flora niet alsnog wakker werd.
Het bleef stil en hij sloot de deur van het kamertje weer, liep terug naar zijn werkkamer en wierp nog maar eens een blik op de monitor van de babyfoon.
Het beeldschermpje liet zien wat hij zojuist met zijn eigen ogen ook had waargenomen. Flora sliep een zoete slaap en er was niets aan de hand. Vermoedelijk had ze een korte, heftige droom gehad. Dat zou dan wel.
Met de derde zucht in korte tijd nam hij opnieuw plaats achter zijn bureau, steunde zijn hoofd met een hand onder de kin en had geen excuus meer om niet verder te gaan met de aangifte.
Hij brak zich daar nog steeds het hoofd over toen Monique twee uur later thuiskwam van haar avonddienst bij de zorginstelling waar ze werkte.
Op het moment dat de babyfoonmonitor op de hoek van zijn bureau weer geschetter produceerde, dacht Raymond meteen aan een etmaal eerder. Op nagenoeg hetzelfde tijdstip gisteren, toen hij vermoeid en met gebogen hoofd probeerde wijs te worden uit de belastingaangifte (hij worstelde er nog steeds mee), had Flora van zich laten horen.
Daartussen was ze, zoals eigenlijk altijd, een engeltje geweest. Ze had de hele nacht doorgeslapen en vandaag was alles gegaan zoals Monique en hij dat van haar gewend waren. Flora had haar flesjes gedronken, poepluiers gemaakt, een papje gegeten en het gemalen avondeten had ze tot het laatste lepeltje op. Het was gewoon een goede dag geweest.
Maar op dit ogenblik leek het weer alsof ze een nachtmerrie had. Ze spartelde met armpjes en beentjes en ze huilde luidkeels. Raymond haastte zich naar haar kamertje, om net als gisteren tot zijn verbazing vast te stellen dat ze gewoon sliep.
Dit keer bleef hij langer bij haar bedje staan, met – karakteristiek voor hem – zijn handen in de zij. Het ging hem boven de pet. Was er iets niet in orde met die babyfoon? Het leek er bijna op. Zat er een vertraging in het doorgeven van de beelden van camera naar monitor? Of mankeerde er niets aan de elektronica, maar waren de huilbuien van Flora gewoon van zulke korte duur?
Ze ging vermoedelijk door een groeisprongetje. Hij had erover gelezen in een boek dat Monique een keer had gekocht. Misschien moest hij het nog maar eens lezen.
Hij ging weer naar zijn kamer, terug naar zijn lijstjes met uitgaven en inkomsten, naar alle rekeningen en bonnetjes, en wat glashelder tot hem doordrong was dat hij hier niet voor was gemaakt. Hij had een hekel aan boekhouden en jezus, hij haatte cijfertjes.
Een half uur later had hij niet veel meer gedaan dan voor de zoveelste keer naar die cijfertjes turen, toen zijn telefoon het welbekende oproepriedeltje liet horen. Het was Monique.
‘Hoe gaat het met je? Nog steeds bezig met die belastingen?’ vroeg ze opgewekt.
‘Ik denk niet dat ik er nog uitkom,’ zei Raymond met een kreun. Hij legde zijn hoofd in de nek en zijn benen op het bureau. ‘Wat dacht je ervan om naar een onbewoond eiland
te verhuizen, waar aangiftes niet bestaan, waar de bomen vol hangen met het lekkerste exotische fruit, waar de stranden wit zijn en het water turquoiseblauw?’
‘Ik denk dat de aangifte je naar het hoofd gestegen is,’ zei ze, maar hij hoorde haar vrolijke lach. ‘Wat zou Flora daarvan vinden? Hoe ging het trouwens met haar vanavond?’
‘Ze was weer even wakker, net als gisteren. Toen ik ging kijken sliep ze weer.’
‘Je moet wel meteen gaan kijken, hoor,’ zei Monique, opeens gebiedend. ‘Als je dat kind hoort huilen…’
‘Dat is ook precies wat ik gedaan heb,’ zei Raymond, licht verontwaardigd. ‘Wat denk jij? Het vreemde is alleen dat ze onrustig is, maar het volgende moment slaapt ze alweer. Dat heb ik je gisteravond ook uitgelegd.’
‘Ik ken jou. Als je ergens in verdiept bent, kun je nogal eens verstrooid zijn. Of misschien had je het volume van de monitor niet luid genoeg staan, dat je het niet meteen hoorde.’
Raymond besloot geen discussie te voeren. Ook dit had hij gisteravond besproken met Monique en vanochtend nog een keer. Zij wilde niet geloven dat Flora als van de weeromstuit, na onrustig in haar bedje draaien en bewegen, meteen weer in slaap kon vallen. Ze kon zich daar niets bij voorstellen. Hij vond het eerlijk gezegd ook nog steeds erg vreemd, hoewel hij het met eigen ogen had waargenomen. Al twee keer.
‘Ik hou Flora goed in de gaten,’ zei hij.
‘Weet ik, lieverd. Daar bel ik ook niet voor. Het is vanavond erg druk op de afdeling. Er waren vandaag drie nieuwe opnames. Ik ben een uurtje later thuis.’
‘Oké. Doe voorzichtig aan en ik zie je dan straks wel.’
Hij hing op, schoof de telefoon weg, en wilde zich nog éénmaal, echt de allerlaatste keer, over de papieren op zijn bureau buigen. De eens geordende stapeltjes rekeningen, facturen,
bonnen en andere documenten lagen inmiddels kriskras door elkaar. De chaos in zijn hoofd was ook zichtbaar op zijn bureaublad.
Toen sprong de monitor van de babyfoon weer aan, ten teken dat Flora niet meer stil lag en geluid maakte.
Raymond keek en wat hij nu zag maakte hem koud.
Op het schermpje was heel groot Flora’s gezichtje te zien. Vooral haar oogjes.
Ze was weer wakker, had zich opgericht en ze was naar de camera gekropen. Indringend keek ze op dit moment recht in het oog van de camera. Haar kraaloogjes waren op de monitor met nachtzicht grote, gitzwarte poelen, zonder pupillen leek het.
Het was alsof ze had geluisterd naar het telefoontje van hem met Monique. Dat ging door Raymond heen. En hij dacht ook dat ze naar hem keek. Dat ze zelfs heel aandachtig keek.
Haar mondje toonde dan wel een glimlachje, maar de mondhoeken waren op zo’n manier omhooggetrokken dat het meer weg had van een valse grijns. En…
… Het was of Flora’s gezichtje vertroebelde. Veranderde het? Hij kon zich vergissen, natuurlijk deed hij dat, maar hij had de beleving dat hij een heel kort moment Flora helemaal niet meer zag. Hij zag een ander gezicht.
Het deed wat met hem. Een ijskoude rilling sidderde van top naar teen. Een verschrikte kreet kwam van zijn lippen. Hij deinsde weg van de monitor.
En Flora kroop nog dichter naar de camera toe. Haar neus bijna erop. De aardedonkere poelen die haar ogen waren werden nog groter. Flora kon hem helemaal niet zien want de camera was enkel de zender, de monitor de ontvanger. Maar op de een of andere manier zag Flora hem toch. Raymond was er een krankzinnig moment lang van overtuigd.
Toen vermande hij zich. Stel je niet aan, dacht hij. Stel je in godsnaam niet aan.
Hij wendde zich af van de monitor en liep op slappe benen van zijn werkkamer naar haar kamertje. Met een hand die nu enigszins trilde duwde hij de deur open, deed het licht aan en verwachtte dat zijn dochtertje van net zes maanden op haar hurkjes voor de camera gekropen zat. Wat anders? Dat had hij gezien.
Alleen was het niet wat hij zag.
Ze lag op haar rugje aan het hoofdeinde, ze was ogenschijnlijk in diepe rust en toen hij dichterbij was gekomen, stelde hij vast dat ze werkelijk sliep.
Opnieuw vroeg hij zich af of er iets kapot was aan de camera of de monitor van de babyfoon. Hield Flora hem voor de gek? Of namen zijn eigen zintuigen hem in de maling? Dat kon ook nog. Misschien had hij last van derealisatie.
Hij keek naar Flora, naar haar gesloten oogjes en rustige ademhaling. Maar voor zijn geestesoog zag hij de donkere poelen die hij zojuist had gezien. Haar grijns. Zijn beleving dat ze het gesprek tussen Monique en hem had afgeluisterd.
Het sloeg nergens op, maar werd wel gevolgd door andere gedachten – of beter gezegd herinneringen – die net zo weinig hout sneden.
‘Nee,’ hoorde hij iemand fluisteren, voor hij besefte dat hij het zelf was. ‘Nee, dat was zij niet, dat was jij. Vergeet het. Vergeet het!’
Maar de geest was uit de fles. Eenmaal eruit, was het bijna onmogelijk hem weer erin te krijgen. Niet nu, op dit moment.
Haar geboorte, op een week na zes maanden geleden. De ongeplande keizersnede nadat Flora niet via de natuurlijke weg op de wereld had kunnen komen. Hij had naast Monique gezeten in de operatiekamer, met het angstzweet op zijn voorhoofd. De eerste keer dat hij een geboorte van zo dichtbij meemaakte en wat kon hij ervan verwachten? Hoe dan ook ging het anders dan verwacht toen, na anderhalf etmaal van weeën, inclusief het zetten van een ruggenprik, duidelijk was geworden dat Flora op deze manier gehaald moest worden.
Ter hoogte van Monique’s middel hing een afschermend doek. Daarachter stond de gynaecoloog, geassisteerd door een team van drie collega’s. Raymond herinnerde zich dat hij een vreemd, knetterend geluid had gehoord. Een beeldscherm dat grafieklijnen had laten zien viel opeens uit. Daarna was er nog een elektrisch geluid en een lamp sprong op zwart. Toen een tweede lamp. Het medisch team wisselde blikken uit, vanachter hun mondmaskers. Raymond had in hun ogen gezien dat ze dit niet vaak meemaakten. Misschien wel nooit. Maar ze bleven rustig en professioneel.
De gynaecoloog had zich nog verder voorovergebogen en vervolgens verscheen Flora in Raymonds blikveld. De eerste keer dat hij zijn dochtertje zag.
Haar hoofdje verscheen boven dat afschermende doek. Daarna de rest van haar kleine lichaampje, in de beide handen van de gynaecoloog. Een compleet lichaampje, alles erop en eraan. En toen kwam er ook nog geluid uit. Met overtuigend volume en krachtige, zuivere uithalen sneed babygehuil door de operatiekamer.
Raymond was ontroerd. Kwam dat allemaal uit de buik van Monique? In die eerste momenten was hij overdonderd door het aanschouwen van dit mensje. Het was wonderlijk, bijna ongelooflijk.
De gynaecoloog gaf de baby aan een van zijn collega’s. Die deed een kort onderzoek op Flora’s nog met bloed bedekte lichaam, telde al haar vingertjes en teentjes, en stelde vast dat ze biologisch normaal was. Daarna depte hij met een doek voorzichtig het bloed af, bracht haar naar Monique, en legde Flora op haar borst.
Monique, vermoeid en uitgeput na zesendertig uur weeën, spanningen en ontberingen, glimlachte met vochtige ogen. Flora’s hoofdje vleide opzij en nu zag Raymond voor het eerst ook haar gezichtje van dichtbij. Het mondje dat sinds de geboorte onophoudelijk open was geweest en waaruit haar gehuil had geklonken sloot zich even.
Haar oogjes gingen open. Flora zag haar vader. Alleen was dat niet waar. Raymond wist dat een pasgeboren baby nog bijna niets kon zien.
Maar Flora wel. Er kwam een uitdrukking op haar gezichtje. Haar mondje vertrok, haar neusje trilde, haar oogjes waren donker en… vol haat. Het was alsof de baby iets overbracht en zelfs bijna of hij dat kon horen.
Ik ben er om jouw leven tot een hel te maken