Fragment Vuurgeest

Fragment
1
Polaroid

Jason Evans maakte zich zorgen. Dat was zelden het geval. Hij had weinig om zich over te beklagen, maar op de dag dat de ellende begon, knaagde er iets aan hem.
Het was maandag 13 juli, hij moest een campagneplan schrijven en dat schoot niet op. Lag dat aan de opdrachtgever? Of had hij gewoon een slechte dag? Hoe dan ook, hij moest iets bedenken voor Tommy Jones en dan vooral voor zijn autohandel. Beter gezegd: voor het tweedehands imperium van de ‘autokoning’. Nee, die naam had Jason nooit kunnen of willen bedenken. Tommy Jones had ooit zichzelf tot autokoning gekroond. “Goed hè”, hoorde hij Tommy in gedachten zeggen, “ik kan zo reclameman worden”.
Wat moest je nog uit je hoge hoed toveren voor een man voor wie de afgelopen dertig jaar al alles was bedacht dat er te bedenken viel en wiens product je tegenstond?
Jasons gedachten dwaalden af naar de tijd dat hij als achttienjarige zelf zo’n tweedehands roestbak had gekocht bij Tommy. De antieke rode Plymouth Road Runner had hem na twee maanden al in de steek gelaten. Dat was de eerste en de laatste keer dat hij een auto bij de autokoning had aangeschaft. Nu was diezelfde koning klant bij hem, nou ja, bij Tanner & Preston, het prestigieuze reclamebureau waar hij art director was.
Brian Anderson, de grote baas, had uitgerekend hém aangesteld als hoofd van het team dat de laatste nieuwe cliënt, net overgestapt van concurrent Foote, Grey & Hardy, het hof moest maken.
Jason veegde zijn sluike zwarte haar uit zijn ogen. Geen inspiratie. Kwam het omdat hij de autokoning vandaag voor het eerst had ontmoet? De verblindende tandpastaglimlach van Tommy Jones had hem al vaak toegestraald vanaf advertenties en billboards, maar het was de eerste keer dat hij de autokoning in het kantoor van Brian de hand had geschud. Tommy – inmiddels tweeënzestig, zag er in het echt heel wat bleker en ouder uit. Photoshop, de jongmaker. Alleen zijn befaamde grijns en het ronde gezicht klopten nog. Van zijn onberispelijk gekamde haardos was nog maar de helft over en blond was grijs geworden. Klein maar stevig, was hij; een kop kleiner dan Jason. En energiek.
Doe eens iets anders, had hij met nadrukkelijke gebaren uitgeroepen tegen Jason en Brian. Doe eens iets anders met mijn auto’s. Maak ze aantrekkelijker, mooier… Jezus, voor mijn part presenteer je ze als sexy spul.
Sexy? Had Jason zich afgevraagd. Sexy! O jongens, wat was het sexy toen jouw slee mij liet staan en ik blut was en daarna maanden krom heb gelegen in een McDonald’s om geld te verdienen voor een nieuwe, een betere dan dat kreng van jou.
Dat had hij natuurlijk niet hardop gezegd. Het zou ook niet fair zijn geweest. De tijden waren veranderd. Zijn Buick LaCrosse CX was niet eens te koop bij “nergens goedkoper, nergens slechter” Jones.
Hoe dan ook, sinds de oprichting van zijn Tom Jones Team, nu veertien dagen geleden, had hij nog niet eens een begin van een campagne-idee bedacht om het imperium van de autokoning sexy te maken. Zijn vaste copywriter Anthony Wilson was ook nog niet met iets bruikbaars gekomen, ondanks ettelijke brainstorms.

Jasons blik zwierf door de verlaten kantoortuin achter het glas van zijn eigen kantoor, en bleef haken bij zijn bureauklok in de vorm van twee hartjes, een cadeautje van zijn Kayla. Zes uur geweest. Barbara, Carol, Donald en Anthony waren al naar huis. Hij was de laatste van het Team. Hij had de hele vierentwintigste verdieping van de Roosevelt Tower in hartje Los Angeles voor zichzelf. Hij staarde naar buiten. De hitte hing nog altijd als een broeierige deken over de stad. Nog vier weken, dan had hij vakantie. Dan kon hij de heksenketel die Los Angeles was achter zich laten en onderduiken in de Rocky Mountains van Utah. Samen met Kayla. Nog vier weken.
Maar eerst Tommy Jones. Hij zuchtte. Het ging hem weer niet lukken vandaag. Hij stond op en wilde de boel de boel laten, toen George, de postbezorger van Tanner & Preston, binnenkwam. Hij zwaaide met een bruine envelop.
‘Late levering,’ zei hij, overhandigde de envelop en maakte rechtsomkeert.
Jason staarde even naar de brede rug die bezig was uit zijn blikveld te verdwijnen. Zijn blik viel op de envelop. Jasons naam en adres waren in hoekige blokletters op de voorkant geschreven, maar een logo of naam van de afzender ontbrak. Hij fronste en viste zonder opkijken zijn zilveren briefopener uit zijn pennenbak en ritste de envelop open. Er zat alleen een foto in, een polaroid. Dat verraste hem niet. Opvallend was wel de afbeelding; een hoge en roestige ijzeren poort, geflankeerd door een reeks dikke eiken, waarachter grafzerken schots en scheef uit de aarde staken.
Jason keek nog eens in de envelop. Maar er zat niets in. Misschien was de foto van Shaun Reilly, die vergat wel vaker er een begeleidend briefje bij te doen. Hij draaide de polaroid om en zag toen pas dat er achterop iets was geschreven, in hetzelfde blokschrift:

Jij bent dood.

Hij staarde een tijdje naar de woorden. Toen bestudeerde hij weer de voorkant. Grafzerken achter een oude poort.
‘Wat is dit?’ mompelde hij. Hij keek opnieuw achterop.
Onbegrip vulde zijn gedachten. In een poging iets van de boodschap te doorgronden, draaide hij de polaroid opnieuw om. Hij kende de begraafplaats niet. Het gras schoot hoog op tussen de grafstenen; alles maakte een verwaarloosde indruk. In de verte zag hij een border met lage bomen.
Had Shaun dit gestuurd? Nee, het was niet zijn handschrift. Hij zou zoiets ook niet doen. Wie dan wel? En waarom?
Hij onderzocht de envelop nog eens. Geen aanwijzing, geen afzender. Op de voorzijde was onder de postzegel enkel zijn naam en het adres van zijn werkgever geschreven.
United States Postal Service had de brief bezorgd.
Jason wist niet wat hij moest denken. Hij keek op. George was weg.
Hoe kon deze brief nu pas zijn afgeleverd? Op deze tijd werd er toch geen post meer bezorgd? De post kwam ’s ochtends vroeg en rond een uur of half twee, maar nooit aan het einde van de dag. Misschien kon George hem meer vertellen, als hij niet ook al naar huis was. Jason zocht in zijn pc naar het directe nummer van de postbezorger. Hij liet de telefoon tien, twaalf keer overgaan. Er werd niet opgenomen. George was nog op de terugweg naar zijn postkamer, of op weg naar de uitgang van het gebouw. Jason stond op en haastte zich naar de lift. Het duurde lang voor die boven was.
De deur gleed zoemend open. Hij stapte naar binnen, drukte op de grijze ground floor knop en de lift sloot weer, maar met een kleine aarzeling, leek het wel. Net of iemand heel kort probeerde met een hand of voet het sluiten van de deur tegen te houden om op het laatste nippertje mee naar binnen te glippen.
Met een nauwelijks merkbare schok begon de lift vervolgens aan de reis naar beneden. Toen hij op de eerste verdieping was beland, rende hij de lift uit.
‘George!’ riep hij, toen hij de postkamer binnenkwam. Het kleine vertrek, met muren van opeengestapelde bruine pakketten en dozen met papier en brieven, was leeg. Jason inspecteerde de stapeltjes enveloppen en memo’s op het bureau, alsof daartussen de oplossing was te vinden van het mysterie van de polaroid.
Waar was George? De Roosevelt Tower telde tweeënveertig verdiepingen. Hem zoeken leek onbegonnen werk. Zijn gedachten dwaalden weer terug naar de polaroid. Wie deed zoiets? Wie nam in ’s hemelsnaam de moeite om hem deze foto met zijn bizarre boodschap te bezorgen? Het was een misselijke streek, het sloeg nergens op. Jason haalde diep adem.
Op dat moment kwam George binnenzetten.
‘Meneer Evans.’ George bleef altijd vormelijk.
‘George, luister eens, de brief die je me net gaf. Waar komt die vandaan? Wie heeft hem hier afgeleverd? Zo laat komt de post toch niet meer?’
‘Tja,’ zei George en krabde achter zijn oor. ‘Hij zat in mijn postvak. Ik moet hem over het hoofd hebben gezien.’ Hij fronste zijn zware wenkbrauwen en kneep zijn lippen even stijf op elkaar. ‘Ik dacht toch echt…’
Hij schudde zijn hoofd en keek Jason ernstig aan. ‘Was het belangrijk? Had u…’
Hij haperde.
‘Gaat het wel goed met u?’
‘Hoe bedoel je?’ Jason snauwde het bijna.
‘Eh, sorry hoor, maar u ziet wat bleek.’
Jason probeerde zijn kalmte te hervinden. George was een goeierd; een beer die niemand kwaad deed en Jason voelde zich bijna schuldig dat de man zich probeerde te verontschuldigen.
‘Je vond hem pas nu in je postvak?’
George knikte.
‘Zo is het, meneer Evans.’
‘En je weet niet wie hem daarin heeft gelegd?’
George schudde bedremmeld zijn hoofd.
‘Ik sorteer alle post heel zorgvuldig. Soms gaat er iets mis en dat…’
Hij viel stil en schudde opnieuw zijn hoofd.
‘Ik begrijp het niet, meneer Evans. Ik zou gezworen hebben dat mijn bezorgvak leeg was. Helmaal leeg, echt waar. En toen ik een half uur geleden keek, gewoon, omdat ik dat vaak doe, lag die envelop er.’
Jason greep George bij zijn schouder vast.
‘Denk goed na, George; brieven verschijnen niet zomaar, uit het niets. Iemand heeft die envelop bezorgd.’
George boog zijn hoofd.
‘Ben je de hele tijd verder hier geweest?’ vroeg Jason.
George keek op en schudde langzaam zijn hoofd. ‘Niet de hele tijd, meneer Evans. Ik ben nog koffie wezen drinken met Lori. En meneer Albraight van administratie belde. Daar ben ik ook geweest. Hij had weer vragen over de portibedragen die we uitgeven. Hij wil altijd dat alles tot op de laatste cent klopt. En verder…’
‘Je bent dus een paar keer van je plaats geweest,’ stelde Jason vast.
‘Klopt,’ zei George.
‘En toen lag opeens die brief in je postvak.’
George knikte.

Tien minuten later was Jason weer in zijn kantoor. De aanzet tot de campagne voor Tommy Jones keek hem verwijtend aan vanaf het beeldscherm van zijn computer, maar Tommy en zijn roestbakken waren uit zijn gedachten verdwenen.
Jason greep de polaroid opnieuw vast en keek nog een laatste keer naar de poort, de zerken en de handgeschreven regels. Met precieze gebaren stopte hij de foto terug in de envelop en liet hem in de binnenzak van zijn colbert glijden. Hij pakte zijn aktetas, schakelde de computer uit en verliet zijn kantoor.

Jij bent dood.

Macabere post. Was het een flauwe grap? Ergens diep in zijn binnenste fluisterde een stem dat dit geen grap was. Hij voelde zijn hoofd warm worden. Een zweetdruppel baande zich een weg over zijn voorhoofd. Met een snelle beweging veegde hij de druppel weg.

 

Share